Natuurlijk moeten wij ons ook concentreren op de opname van infectieuze larven. Als we de besmetting van het paard zo klein mogelijk willen maken dan moeten we ons ook focussen op de omgeving van het paard, zoals de wei.
Het toepassen van stripbegrazing kan hierbij helpen. Ook het minimaal 2 keer per week weghalen van de mest geeft een zeer goed resultaat bij het beperken van de infectiedruk. Voor paardeneigenaren met grote weides kan dit gedaan worden met behulp van mestzuigers of weilandvegers.
Iedere 3 weken omweiden is helaas niet voor iedereen haalbaar, maar geeft wel goede resultaten! Paarden waarvan bekend is dat zij vaak wormen hebben zouden apart gezet moeten worden.
Omdat eieren en larven vocht nodig hebben voor hun ontwikkeling, zij kunnen slecht tegen hoge temperaturen. Zij worden beschermd hiertegen door de mest waarin zij zich bevinden. Op dagen met onbewolkt heet weer is het dan ook nuttig als je kort gras met mestballen er op gaat slepen, waarna de zon de larven kan uitputten. Doe dit alleen met heet weer als de paarden van de wei af zijn, want anders verspreid je de larven alleen maar met kans op juist meer besmetting.
Sommige wormeieren kunnen helaas tientallen jaren lang overleven (spoelworm). Als je weet dat je weiland besmet is zou je er koeien of schapen kunnen laten grazen. Wormsoorten die bij paarden voorkomen kunnen namelijk niet overleven in de maag en darmen van herkauwers. Helaas dragen schapen en koeien vaak leverbot zij zich, wat voor het paard weer schadelijk kan zijn.
Wormen kunnen niet lang leven in een composthoop omdat deze een temperatuur van 70 graden kan bereiken als deze regelmatig gekeerd wordt. Dergelijke temperaturen overleven de meeste wormeieren en larven niet.