Lintworm (Anoplocephala Perfoliata)

            
De lintworm is een hermafrodiet (dat wil zeggen dat het zowel de mannelijke als de vrouwelijke geslachtsorganen heeft = tweeslachtig).
Het stoot pakketjes met eieren af (‘segmenten’). Hierdoor is het een toevalstreffer als je lintwormsegmenten vindt in de mest, waardoor een wormonderzoek niet altijd betrouwbaar is. Via speekselonderzoek is sinds een paar jaar wel aan te tonen of het paard een lintwormbesmetting heeft. Als er lintwormen aanwezig zijn, produceert het immuunsysteem (heel specifieke) antistoffen tegen lintworm in het speeksel. De EquiSal Lintworm test toont deze specifieke antistoffen aan. Er is daarbij een direct verband tussen de hoeveelheid antistoffen in het speeksel en de hoeveelheid aanwezige lintwormen.
De lintworm heeft een tussengastheer nodig, namelijk de grasmijt. Deze grasmijt eet lintwormeitjes op die in de mest zitten. Grasmijten zijn in grote aantallen te vinden in de weides (vooral in oude vervilte weides) en zelfs in stro. Het paard eet grasmijt – en de cirkel is weer rond….
De lintworm bijt zich vast in het paard bij in de overgang van de dunne darm naar de blinde darm, waardoor verstopping (koliek) kan ontstaan. Op de plaats waar de lintworm zich vastgebeten heeft ontstaan irritaties/beschadigingen met ontstekingen en zweertjes (littekenweefsel) die de beweeglijkheid van de darm kunnen beïnvloeden. Ook kan invaginatie (= opstroping van de dunne darm) ontstaan. Met een lichte besmetting (< ongeveer 20 lintwormen) heeft een paard geen probleem.
Veel dierenartsen raden aan om 1 keer per jaar, in het najaar, te ontwormen tegen lintworm met een ontwormingsmiddel op basis van praziquantel of pyrantel. Als bekend is dat er op een locatie lintwormen voorkomen dan is het advies om in het voorjaar ook te ontwormen.